Langs de dagen


Het pleintje waaraan ik opgroeide werd omzoomd door drie straten met portiekwoningen en felbegeerde huurparterres die meestal binnen families bleven. Mijn straat was vernoemd naar een dichter en stond misschien om die reden bekend als de meest voorname straat. Het pleintje was niet veel bijzonders maar de parkeerhavens, de eerste in onze wijk, trokken veel bekijks, vooral in het begin. Mijn beste vriend was Marcel en hij had een broer die de vettige lok die half voor zijn ogen hing denkbeeldig over zijn schouder wierp door zijn hoofd van linksonder naar rechtsboven te laten schieten. Zijn broer was twee jaar ouder en genoot behoorlijke populariteit, niet alleen vanwege zijn haar en zijn tic maar ook omdat hij een North Side sjaaltje van FC Den Haag had dat hij ook in de klas mocht dragen als hij een stijve nek had, wat betrekkelijk vaak het geval was. Mijn moeder noemde de familie van Marcel en zijn broer volks wat soms betekende dat het daar gezellig was. Mijn vader kon op de fiets naar zijn werk en stalde zijn fiets niet ver van ons huis in een garagebox die mijn ouders met drie, later vier, andere gezinnen hadden gehuurd van een oudere man die op aandringen van zijn dochter zijn auto had verkocht en wel wat extra inkomsten kon gebruiken. Verkeerd geplaatste fietsen en de zwakke verlichting in de stalling waren terugkerende thema’s tijdens het avondeten. Een enkele keer mocht ik mee naar het werk van mijn vader, waar ik wat geld en snoep kreeg toegestopt door vrouwen die ik niet kende. Mijn vader had een eigen, bruin bureau waar hij weinig woorden aan vuilmaakte en stelde me voor aan mannen in blauwe jassen die hij goed leek te kennen en die mij vriendelijk uitlegden dat nieuwe technologieën het mogelijk maakten brieven steeds sneller te sorteren, veel sneller dan vroeger, toen brieven nog handmatig werden gesorteerd, wat nu eigenlijk alleen nog maar gebeurde bij brieven waar de adressering niet goed te lezen was. Handmatig sorteren werd gedaan door vrouwen, die betere ogen zouden hebben. Ook de haperende sorteermachine was een dankbaar en terugkerend gespreksonderwerp tijdens het avondeten. Mijn zus zat een klas boven de broer van Marcel maar vond hem toch leuk, misschien omdat ze allebei rood haar hadden. Hoewel altijd vriendelijk naar mijn zus, ging zijn voorkeur uit naar Chantal die met haar moeder schuin tegenover ons woonde, toevallig ook op een tussenetage. Chantal zat niet bij ons op school wat haar, ondanks haar dagelijkse nabijheid, anders maakte. Ze had een mooi, hoekig gezicht en sluik haar dat mijn zus asblond noemde.

Uit Langs de dagen, J.P. Zoutberg


Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s