Vanaf mijn werkplek altijd mooi uitzicht op het onhandige nudging-probeersel van onze school. We gaan ze niet vertellen dat roken slecht is, nee hoor, we laten de overkapping bij de hoofdingang gewoon een flink stuk voor het eind van de rookvrije zone eindigen, heel even wachten op veel wind en regen en dan zullen die viespeuken, doorweekt en verkleumd, vast wel stoppen. Gaat niet gebeuren natuurlijk. Die komen gewoon voor onze overdekte deur staan roken (Johanna Westerdijkplein 60, naast de pin, kom gerust eens binnen, we hebben matige wijn, redelijke koffie en heel aardig onderzoek).
Elk verbod schept z’n eigen dynamiek en het rookverbod van De Haagse Hogeschool heeft boven alles berusting onder de boosdoeners en verplaatsing van de overlast gesorteerd. Zoals we dat graag zien in Nederland.
Nee, dan de Nederlandse Spoorwegen. Prutsers als ze treinen van A naar B moeten brengen maar topontwerpers van heerlijk wrede experimenten.
Ik was een tijdje geleden op Station Gouda – tja – en op mijn perron staat een jonge vrouw te roken. Iets verderop een paal en daarboven een bordje dat er gerookt mag worden. Het is koud en winderig. Haren, sjaals en rook waaien alle kanten op. Ik probeer actief-passief te roken, kansloos.
En dan, reuring in Gouda. Van de andere kant van het perron komt zo’n agressief-kwieke dame op leeftijd aangevouwfietst om verhaal te halen. Of beter gezegd: te brengen. Die vieze sigaret uit! Nu! De weigerachtige jonge vrouw wordt bedreigd, 1950s style: je bent een ongemanierde rotmeid, wacht maar tot ik de dienstdoende conducteur heb gehaald!
Nu heb ik de schurft aan conflicten en dus dalen mijn ogen onmiddellijk af naar de perrontegels. Op zoek naar de witte rookzonestrepen. Als onpartijdig burger-scheidsrechter zal ik resoluut maar beminnelijk een van de dames in het gelijk stellen, waarna ik op de schouders zal worden genomen voor mijn bijdrage aan een beetje wereldvrede in Gouda.
De Nederlandse Spoorwegen wekken mij onbarmhartig uit mijn droom. Die boeven verzinnen wel spelregels, maar laten na het speelveld te bepalen. Geen strepen, geen einde rookzonde, geen duidelijkheid, geen gevierde lector.
De trein komt, zowaar. De foeterende vouwfietsbejaarde vertrekt, op zoek naar de dienstdoende conducteur met krulsnor. De jonge vrouw maakt haar sigaret rustig uit, kijkt haar plaaggeest nog wat na en zegt dan doodleuk: ‘Als ze het nou gewoon had gevraagd‘
Ja, als we het spel zo gaan spelen …