Hij gaf zijn portemonnee aan de kleinste van het stel, een onooglijk maar schattig ventje. Die leek hem dankbaar, wat hem er niet minder schattig op maakte.
De groep leek even onzeker over hoe nu verder. Hij maakte aanstalten om verder te lopen en begon in zijn hoofd alvast aan het lijstje van pasjes die hij zou moeten blokkeren en vervangen.
“En ook uw telefoon”, zei het Marokkaanse dikkerdje ineens.
De jongen met de pet corrigeerde hem geïrriteerd: “Je telefoon ouwe!”
Hij keek naar de zo goed als lege tram die op dat moment passeerde. De jongens keken ook.
“Weet je het zeker?”
Hij greep naar zijn binnenzak om zijn gehavende iPhone 3G te pakken. De onverwachte beweging was onder andere omstandigheden zeer onverstandig geweest, realiseerde hij zich onmiddellijk, maar deze jongens deden juist een stap naar voren, alsof ze benieuwd waren wat Sinterklaas nog meer bij zich had. Zelfs de jongen met de pet had nu iets aandoenlijks.
Hij informeerde nogmaals of ze het zeker wisten. De pet wist het zeker en griste de telefoon uit zijn handen. Nog een klus voor morgen: telefoonnummers achterhalen.
“Nog iets anders waar ik jullie mee van dienst kan zijn?”
Ze keken elkaar aan en leken te concluderen dat dit het wel was. De jongen met pet keek nog wat stoer, liep een paar stappen achteruit en rende vervolgens naar de tramhalte. De anderen bleven staan. Het verbaasde hem, hij had verwacht dat juist beginnelingen hun berovingen goed zouden voorbereiden, met duidelijke rolverdeling en ten minste iets van een exit-strategie. Het Marokkaanse dikkerdje keek achterom, naar de tram waar zijn vriendje al was ingestapt.
“Moeten jullie de tram niet hebben?”
Hij knikte. Een zacht maar goed verstaanbaar ‘doei’, waarna ook hij naar de tram holde, de kleine lelijkerd in zijn kielzog.
Het was al laat maar om situatie niet ongemakkelijk te maken besloot hij op de volgende tram te wachten.
Uit Later het zuur, door Morton Meester