En weer maakt een Raboman schoon schip. Doping, veel doping. Systematisch gebruik, level playing fields, je kon niet anders. Gaap, denkt u. Fout. De betekenissen van Frank de Ploert zijn meer dan het lezen waard. En u hoeft niet eens van wielrennen te houden. De Ploert gaf namelijk jarenlang leiding aan het dopingprogramma van de Rabobank. Van de bank dus, niet te verwarren met de wielerploeg.
Naïef, zo luidt het breed gedeelde oordeel over de keuze van de brave Rabobank om uitgerekend op het hoogtepunt van het dopegebruik in de wielersport te stappen. Niets is minder waar, schrijft oud-directeur Frank de Ploert. “Rabo wist in 1996 dondersgoed dat het gebruik van prestatiebevorderende middelen schering en inslag was. Het was precies de reden waarom we voor het racefietsen kozen.” De Ploert stelt dat de Rabobank op dat moment het sulletje van bankenwereld was, met boeren als belangrijkste klanten en adviseurs met bruine schoenen onder auberginekleurige pakken. “Op een gegeven moment was onze top het spuugzat. We moesten en zouden meedoen met de grote jongens.”
Een speciaal opgericht taskforce kwam tot de conclusie dat het testosterongehalte van Rabobankiers duidelijk onder dat van succesvolle bankiers uit de City lag. De Ploert: “Er was gewoon geen eerlijke concurrentie; zonder doping zouden we het simpelweg niet gaan redden.”
En dus kwam er een eigen wielerploeg. De Ploert, die aan het hoofd van Operatie Kapitaalinjectie kwam ten staan, beschrijft hoe Raboploegarts Geert Leinders zou zich een breuk gaan tillen aan de ampullen die naar het hoofdkantoor in Utrecht moesten worden verscheept. Het gebruik in het peloton kwam niet in de buurt van dat van de bankiers, constateert de auteur droogjes. Zonder zijn eigen rol te bagatelliseren schetst De Ploert een onthutsend beeld van een uiterst geraffineerd en dwingend dopingprogramma: “We pakten het zeer systematisch aan. Hele management trainee-klasjes moesten eraan geloven. Prachtige meisjes die zich een paar weken na indiensttreding al moesten scheren.” De zeer agressieve dienstverlening als gevolg van het testosterongebruik leidde met name op de hypotheekmarkt tot bizarre prestaties, geeft De Ploert nu toe: “Je kijkt over je schouders en je vraagt je af hoe het zo ver kon komen, maar op dat moment vonden we het prachtig. Concurrenten en klanten hadden geen schijn van kans.”
De Ploert vraagt in Kapitaalinjecties nergens om begrip en hij spreekt nog vol liefde over zijn oude werkgever, die in de financiële wereld door de vele transfusies te boek stond als de bloedbank. “Een collectieve, elkaar nauwelijks aan te rekenen verdwazing”, noemt de auteur het wijdverbreide dopinggebruik. Maar het is tijd voor een ontwaken, meent De Ploert: “De invoering van een beroepseed of erecode voor bankiers om sector te zuiveren zal niets uithalen als de bloedwaarden op dit niveau blijven.”
Frank de Ploert, Kapitaalinjecties