Wil je dingen in beweging krijgen, zo moet iemand ooit hebben bedacht, dan moet je daar vooral goed over nadenken. Mensen die goed kunnen nadenken komen op betere plannen en naar de betere plannen heb je eigenlijk geen omkijken – die voeren zichzelf wel zo’n beetje uit.
Dat we inmiddels aardig in de gaten hebben dat zelfs het beste plan kan vastlopen in de modder van de praktijk doet niets af aan het basisvertrouwen dat we stellen in goede plannen.
Wanneer de dingen niet of in de verkeerde richting bewegen, dan trekken we doorgaans de conclusie dat prutsers achter de plannen moeten worden vervangen door mensen die wel kunnen nadenken. In de tussentijd leggen we ons neer bij het onvermijdelijke: improviseren dan maar.
Het primaat van Het Denken komt mooi naar voren in de geringschattende manier waarop we spreken over de realisatie van de plannen. Fraaiste voorbeeld is natuurlijk de suggestie dat je plannen zou kunnen uitrollen. Aantrekkelijke metafoor. Net als een rol vloerbedekking kun je een plan een schop in de goede richting geven waarna alles wel op z’n plek zal vallen. Implementeren klinkt al wat chiquer, maar berust op hetzelfde principe: het denkwerk is af, het moet alleen nog even gebeuren.
Het vaakst spreken we misschien wel over het uitvoeren van plannen. Daar hebben we dan meestal dezelfde beelden bij als bij implementatie of uitrol: hoe een idee uitpakt wanneer we het ten uitvoer brengen mag geen verrassing zijn. Met andere woorden, bij goede plannen ligt de realisatie besloten in het idee zelf.
Eeuwig zonde, zo’n beperkte opvatting van zo’n fraai woord. Want uitvoeren betekent natuurlijk ook wat anders, namelijk spelen – bijvoorbeeld van een toneel- of muziekstuk. Zegt Van Dale zelf.
Misschien is het een idee om die andere betekenis van zo’n ingeburgerd woord als uitvoering eens door te denken op haar consequenties.
Stel dat we de uitvoering van een plan kunnen vergelijken met de uitvoering van bijvoorbeeld een toneelstuk. Stel.
Wanneer we plannen zouden gaan spelen, dan is het niet onwaarschijnlijk dat we milder zullen oordelen over plannen die anders uitpakken dan we hadden gedacht. ‘Onzekerheid’ en ‘een ongewisse uitkomst’ zijn bij spel immers geen ongemakken, maar feestelijke onvermijdelijkheden – wezenlijk onderdeel van het spel. Sterker: we hopen zelfs op verrassingen bij de uitvoering van plannen, zoals we ook uitkijken naar verschillende uitvoeringen van een en hetzelfde stuk.
Wanneer je je inbeeldt dat plannen gespeeld zouden kunnen worden, dan ligt het ook voor de hand dat je improvisatie anders gaat waarderen. Niet meer als noodgreep, maar juist als een eerste keuze: ‘In het moment bepalen wat er nodig is om een doel te bereiken, je niet laten afschrikken door de omstandigheden, fouten durven maken om er vervolgens van te leren.’
Stel dat we het idee van ‘plannen spelen’ eens verder zouden doordenken. En daar dan onderzoek naar zouden doen. Dan zou dat zomaar hier gevolgd kunnen worden.